Feuilleton

De afgelopen maanden hebben liefhebbers van mijn vertelsels gevraagd waarom ik geen boeken meer uitbreng. Da's heel eenvoudig: dat gedoe van reclame maken, de pers aanschrijven en al het verdere gelazer dat met publicaties gepaard gaat, werd mij te veel. Ik ben een schrijfster die wil schrijven en niet iemand van wie verwacht wordt dat ze er allerlei andere dingen omheen gaat doen. Dat vreet namelijk aan mijn schrijftijd.

Om de lezende mens tegemoet te komen, heb ik besloten om mijn verhalen in feuilletonvorm elke donderdag op deze site te zetten, te beginnen met éen van mijn recentste novellen. Op deze manier kun je ze toch lezen en kan ik verder gaan met wat ik het liefst doe, namelijk schrijven.

Feuilleton Pagina 42, dec 2025

Pagina 42 is een roman die in 2018 is gepubliceerd. Het betreft een fictieve tweedehandsboekwinkel in Alkmaar. Jasmijn werkt daar sinds kort met haar college Haaye, die louter in de boekwinkel werkt zodat hij heel de dag kan lezen, en Marleen, die de boekwinkel een paar jaar eerder heeft overgenomen.

De winkel loopt zoals de meeste panden waarin boeken verkocht worden: moeizaam, totdat Jasmijn voor de deur omver wordt gelopen door een paar mannen die elkaar achterna zitten, en niet op een vriendelijke manier. Wat hierna volgt, zijn inbraken, dreigementen, misverstanden, en een dooie in de gracht. Oh, en veel hilariteit, natuurlijk.

 

Pagina 42

1.

    Naast haar vrouw in bed zittend, at Jasmijn haar toast en veegde de kruimels van haar borsten terug op de houten plank.

‘Ik begrijp dus totaal niets van hetero relaties’, zei Lotte, berichten op haar iPad lezend. Ze nam een hapje van het stuk geroosterd brood dat Jasmijn voor haar op hield. ‘Ik bedoel’, vervolgde ze: ‘je ligt daar een kind te baren en twee kamers verderop ligt je man, de vader van dat kind van je, te rampetampen met jouw zogenaamde beste vriendin. Hoe achterlijk ben je om daarna nog steeds te beweren dat je van ‘m houdt.’

‘Liefde is een vreemd iets’, was Jasmijn’s neutrale opmerking.

‘Ik begrijp niets van hetero relaties’, herhaalde Lotte maar weer.

‘Vraag het aan je broer. Na drie huwelijken zou hij er kenner moeten zijn.’

‘Of juist niet aangezien ze allemaal in een scheiding zijn geëindigd.’ 

Lotte pakte het stukje toast dat tussen de lakens was gerold en at het op. 

‘Ook dat lag zeker niet aan hem’, zei Jasmijn zacht, maar net hard genoeg voor haar vrouw.

‘Zit het jou nog steeds dwars dat hij niet op mijn verjaardag is gekomen?’, vroeg ze.

‘Nee.’ Jasmijn liep naar de badkamer om haar haar te borstelen. ‘Wat mij dwars zit, is dat hij te gierig was om een bijdrage aan het cadeau te doen “omdat hij geldproblemen heeft”.’ 

Lotte hoorde de aanhalingstekens waarmee Jasmijn sprak. 

‘Dat komt zeker omdat hij die drie exen moet onderhouden.’

‘Het is al weer een half jaar geleden’, zei ze. ‘Laat gaan, Jas.’

Ze kwam terug de kamer in en pakte een oogpotlood uit de la. 

‘Overigens had hij merkwaardig genoeg geen geldproblemen om kaarten te kopen voor dat concert van Coldplay pasgeleden. Jezis, da’s pas geld weggooien.’

‘Had je er minder moeite mee gehad als het Bowie was geweest?’, vroeg Lotte, de conversatie een andere richting uitsturend zodat haar vrouw niet bleef mopperen.

‘Stukken. Weet je...’ het oogpotlood wipte op en neer tussen haar vingers ‘...net zoals ik van mening ben dat je eerst een IQ test moet doen voordat je mag stemmen, zou je ook verplicht moeten worden om naar echte muziek te luisteren voordat je ook maar een mening over deze liftmuzak mag geven. Maar vijftig, zestig euro voor een kaartje naar een concert van supermarktgereutel maakt geen inbreuk op de portemonnee van iemand die geldproblemen heeft.’ 

Ze gooide de potlood terug in de la en kuste haar vrouw. Deze hield haar aan de kraag van haar hemd vast.

‘Veel plezier vandaag, mopperkont’, zei ze met een grijns.

‘Dat gaat helemaal lukken.’

Ze pakte haar tas en ging het huis uit, nam de twee trappen naar beneden, en kreeg onmiddellijk problemen met het keffertje van de buurvrouw dat altijd op de uitkijk stond om haar in de enkels te bijten. Bijna ongeschonden kwam ze bij haar auto terecht. De beneden buurman had zijn derdehands pooierbak weer zo geparkeerd, dat het veel moeite kostte uit het parkeervak te laveren zonder roest van hem op de motorkap te krijgen. 

Ze reed langs het plein en de laatste huizen het dorp uit en werd onmiddellijk omringd door bomen aan beide zijden van de weg. Ze kwamen langzaamaan weer in de knop. Als het meezat, was het hier over een week een zee van groen.

Ze draaide de A9 op en reed richting Alkmaar, langs het kanaal. Sinds twee weken had ze weer werk nadat ze zeven maanden thuis had gezeten. Het was heel onverwacht geweest, waarbij ze gebruik maakte van een gelegenheid, zonder er verder bij na te denken. 

De tweehands boekwinkel die zij in Alkmaar had ontdekt, zocht personeel. Niet officieel via de banenmarkt waarop ze kon solliciteren, maar als een terloopse opmerking. Marleen, de eigenaresse van de winkel, en Haaye, het enige personeelslid, waren in gesprek over de voorraad boeken in de kelder onder, die door de vorige eigenaar in dertig jaar bijeen vergaard was. Marleen wilde deze geïnventariseerd zien terwijl Haaye terecht vermoedde, dat deze bezigheid van zijn leestijd zou afgaan. Het hoofddoel van zijn aanwezigheid in de winkel bestond uit het zitten in een makkelijke fauteuil achter het oude bruine bureau, dat als toonbank dienst deed, en alle rekken leeglezen. 

De twee collegae waren hierover druk in gesprek toen Jasmijn met een boek in de hand bij de kassa aankwam, het gekaats over en weer volgde en opmerkte:

‘Misschien kan ik helpen.’ 

Het gekibbel stopte en beide gezichten draaiden zich naar haar. De ene was van een vrouw rond begin vijftig met rommelig haar en vriendelijke ogen, het andere van een jongeman in de twintig, met een flinke donkere haardos en blauwe ogen.

‘Hoe?’ Haaye reageerde als eerste.

‘Bij mijn vorige werkgever heb ik altijd inventarisatie gedaan. Werkgevers.’ 

Ze noemde de meervoudsvorm om aan te geven, dat zij wist wat er in de wereld van het inventariseren te koop was. De twee tegenover haar wisselden een blik.

‘Hoe duur ben je?’, vroeg Marleen toen. 

Ze trok de schouders op; een gebaar dat een glimlach op Marleen’s gezicht bracht. 

‘Weekje op proef, onbetaald?’ 

Het was een hoopvolle vraag; eentje waarvan ze dacht dat deze niet zou worden geaccepteerd.

‘Och, waarom ook niet’, zei Jasmijn na kort nadenken. ‘Ik heb verder toch niets om handen en ik hou van boeken.’

Haaye haalde opgelucht adem halen, blij dat hij onder het echte werk kon uitkomen. Hij stelde zich aan haar voor, zakte in de fauteuil, pakte het opengeslagen boek op en las verder.

Marleen nam Jasmijn mee naar de kelder en wees naar de boekenkasten langs de wanden waar tientallen dozen kris-kras voor stonden. De boeken in de kasten lagen in een hoop op elkaar, sommigen zij een zij, anderen opgestapeld op planken die onder hun gewicht waren bezweken. Dozen waren geopend en achteloos weer gesloten; anderen hadden nooit het daglicht gezien.

‘Dit is het.’ Ze stond met de handen in de zij en keek om haar heen voordat ze naar Jasmijn keek. ‘Denk je dat je het aan kunt?’, vroeg ze.

‘Het meest tijdrovende zal zijn om alles uit te zoeken’, zei Jasmijn. ‘En dat is nu precies waar ik goed in ben.’

‘Mooi.’

‘Heb je nog een speciale voorkeur?’

‘Hoe bedoel je? Van hoe te inventariseren bedoel je toch hopelijk niet, want daar weet ik niks van.’

‘Nee, neenee: welke boeken de voorkeur hebben en welke direct in de ramsj kunnen.’

‘Ah. Streekromans zijn compleet uit. De vrouwen die dat lazen, zijn een uitstervend soort. Dus die en meer van dat genre boeken kunnen wat mij betreft in de dozen blijven. Mysterie en detectives blijven altijd verkopen. Momenteel zijn de Scandinaviërs in zwang, maar alles waarin iemand wordt omgebracht, is goed voor de verkoop. Niche boeken zijn goed. Hobby boeken eveneens, maar niet van die reeksen waar mensen simpel van worden, je weet wel: die nagellak voor dummies boeken enzovoorts. Kookboeken gaan nooit uit, evenals reisgidsen, maar niet ouder dan twee jaar. Zijn ze daarentegen weer heel oud, dan zijn ze wel weer goed voor de verkoop. Uhmm, wat nog meer...’

‘Ik denk dat ik het wel zo’n beetje door heb’, zei Jasmijn, en volgde haar de houten trap op terug naar de begane grond.

‘De koffie staat te pruttelen’, riep Haaye behulpzaam toe vanuit zijn fauteuil.

Marleen nam twee mokken mee en ging Jasmijn voor naar een tafel achterin de winkel, vlak naast de trap naar de kelder.

‘Dit is jouw werkplek’, zei ze. ‘Richt het in zoals je wilt. Ik zal er nog een stoel bij zoeken.’ 

Ze ging op tafel zitten. Jasmijn bleef schuin tegenover haar staan en leunde met haar rug tegen een pilaar. 

‘Ik ben altijd benieuwd waarom iemand van boeken houdt.’

‘Ik kan het me niet voorstellen waarom iemand dat niet doet.’ Ze nam een slok koffie terwijl en keek over de rand van de mok naar Marleen. ‘Ik heb altijd gelezen. Niks was te slecht of te moeilijk of ik las het. En nog steeds. Mijn partner schrijft zelf romans, dus dat scheelt ook.’

‘Is hij bekend?’

‘Zij.’

‘Oeps, sorry.’

‘Maakt niet uit.’

‘Domme aanname van me’, zei Marleen als verontschuldiging.

‘Ze is redelijk bekend. Ik hoop alleen dat ik niet eentje van haar in die dozen tegenkom.’

‘Omdat je bang bent dat je niet weet waar je haar onder moet plaatsen?’, vroeg Marleen met een knipoog.

‘Het komt in elk geval niet in de bak met streekromans. Lotte Davelaar is mijn partner.’

‘Lotte Davelaar...’ Met een frons tussen de wenkbrauwen dacht Marleen na. ‘Ja, die ken ik. Ik heb boven twee boeken van haar.’ Ineens had het dalende kwartje in haar hersens de juiste plek bereikt. ‘Jeetje, Lotte Davelaar... Wauw. Hoor je dat, Haay?’, riep ze naar voren.

‘Wauw’, klok het braaf terug. 

Marleen schudde grinnikend het hoofd om zijn lauwe reactie en zei:

‘Ik hoop dat je je zult vermaken hier. Kan ik jouw 06 krijgen zodat ik je kan bereiken?’ 

Ze wisselden telefoonnummers uit en Jasmijn beloofde de volgende morgen te zullen beginnen.

Dat was twee weken geleden en ze werkte er nog steeds. Het salaris was niet noemenswaardig, maar dat had ze ook niet verwacht. In elk geval deed ze het werk waar ze dertig werkzame jaren in het bedrijfsleven alleen van had kunnen dromen.

 

2.

     De mok met koffie stond op de punt van de tafel koud te worden. Jasmijn zat over een dik boekwerk heen gebogen. Hierin waren alle boeken opgenomen die tot op heden waren uitgekomen bij een officiële uitgever. De rest van de tafel was volgebouwd met boeken die als een fort om haar heen stonden. 

Ze had een aantal boeken gevonden in een Slavische taal. Vermoedelijk Pools, maar omdat de Slavische talen onderling zovele overeenkomsten hadden, was dit niet zeker. Het kon net zo goed Tsjechisch zijn. Ze probeerde de naam van de schrijver hardop uit te spreken, toen Marleen over de voorste stapel boeken heen boog.

‘Hoe gaat ie?’, vroeg ze.

‘Prima.’ Ze hield haar vinger op de bladzijde van het grote boek.

‘Je hebt het er maar druk mee.’

‘Druk, maar ook interessant om uit te zoeken.’

‘Mmh, ja, maak dat Haaye maar wijs.’ 

Ze nam een slok koffie en boog verder voorover, zodat een rij boeken angstig meeschoof. Jasmijn hield deze met haar vrije hand tegen. 

‘Sorry.’ Ze ging meteen rechtop staan en schoof de rij terug. ‘Wat ik wil zeggen: er komt zo meteen een klant die boeken van zijn overleden vader brengt. Ik begreep dat zijn vader bibliofiel was en deze zoon niet het wiel heeft uitgevonden. Hij heeft er dus ook geen idee van wat die boeken waard zijn. Hij ziet alleen geld. Ik heb hem ongezien zeshonderd piek beloofd voor alles.’

‘Da’s een flinke prijs.’

‘Inderdaad’, stemde ze knikkend in. ‘Maar hij noemde een paar titels op die mij wel aanstonden. Punt is: ik moet er effentjes tussenuit, dus als die man komt, wil jij hem te woord staan? Aan ons leeswonder heb ik namelijk niks in dit soort zaken.’

‘Het leeswonder is niet doof, dames’, klonk het van achter het bureau.

‘Negeer ‘m maar; dat doe ik al jaren. Als je wat van de prijs af kunt pingelen dan is het meegenomen, maar het is geen heilig moeten. Ik wil namelijk niet dat hij de boeken ergens anders brengt.’

‘Okee. Gaat lukken.’

‘Hij komt zo rond tienen.’ Ze keek op haar mobiel om te zien hoe laat het was. ‘Ik ga een paar boodschappen doen en hopelijk ben ik op tijd terug. Wil je nog iets voor bij de koffie? Als ik dan toch in de stad ben...’

‘Boterkoek’, zei ze prompt. Ze was dol op boterkoek maar Lotte vond het spul moddervet en wilde het niet in huis hebben.

‘Boterkoek’, herhaalde Marleen en ging weg om twee tellen later weer terug te komen. Jasmijn was alweer in haar werk verzonken. ‘Overigens: het geld voor de boeken ligt in de la van het bureau.’

Ze vertrok en liet bij het weggaan de heer Van Zanten binnen. Deze man was een vaste klant van de boekwinkel waar hij bijna dagelijks te vinden was, zittend in een fauteuil die bij de reisboeken was opgesteld. Hij pakte dan een boek uit één van de vele kasten, ongeacht welke, en liep hiermee naar de fauteuil om te lezen. Het boek zou hij lukraak op een pagina openslaan en verdiepte zich hier de verdere dag in. Pas na drieën vertrok hij weer. Soms kocht hij het boek om er thuis mee verder te gaan en bracht het dan de andere dag weer terug om te verkopen.

Zodra hij meneer Van Zanten zag binnenkomen, schonk Haaye een mok koffie voor hem in en zette deze op het krukje naast zijn fauteuil. Ook deze morgen bracht hij koffie naar de man en ging op de terugweg bij Jasmijn langs. Hij bleef aan de zijkant van de tafel staan om te zien wat ze aan het doen was voordat hij zijn eigen fauteuil opzocht om verder te lezen.

Jasmijn legde het boek van de Slavische auteur op de anderen tegen de wand. Het was een stapel waar nader onderzoek naar gedaan moest worden. Ze ging de kelder in. Het was koel beneden, de juiste temperatuur voor boeken. Dat moest de reden zijn dat ze in zeer goede staat waren, zeker voor tweedehands boeken. Er waren geen vochtvlekken noch andere staten van ontbinding die aan weersomstandigheden te wijten waren. 

Tijdens haar initiële zoektocht had ze opgemerkt dat er nog een doos met Slavische schrijvers was maar kon het zich niet meer herinneren waar, en zocht een paar dozen na. Het veertig Watt peertje dat sinds jaar en dag in deze kelder hing, had een okergele halo van tien centimeter diameter en ze moest haar telefoon gebruiken om bij te lichten. Het lukte haar de doos te vinden en nam het mee naar boven. Met het hoofd schuin langs de doos heen kijkend, kreeg ze het zonder kleerscheuren boven. Ze zette het neer, bond het rood-witte lint voor de opening van de kelder, en schoof de doos door naar haar tafel. Ze keek op toen de deur open ging. Een man wiens overhemd te ver was losgeknoopt in verhouding tot het weer, bleef bij de kassa staan.

‘Hallo’, zei hij op Haaye’s groet. ‘Ik kom een paar dozen boeken brengen. Dit heb ik met Margreet afgesproken.’

‘Marleen’, verbeterde Haaye hem. Zijn wijsvinger zat tussen de bladzijden waar hij was gebleven. ‘Mijn collega weet hier alles van.’ 

Hij wees naar achteren. Jasmijn stond op en liep langs de kasten op de man af.

‘Goedemorgen’, groette zij hem.

‘Hallo. Marleen...?’

‘Jasmijn. Marleen is er op dit moment niet, maar zij heeft mij over uw komst ingelicht.’ 

Haaye trok glimlachend de wenkbrauwen op over haar pompeuze manier van praten en ging weer zitten. 

‘De boeken zijn in de auto?’, vroeg ze toen en ging samen met de man naar buiten. 

De straat was smal en de auto stond onhandig krap tussen twee paaltjes geparkeerd. Hierdoor had het rijdende verkeer een rijbaan tussen auto en gracht. Ook tussen de auto en de winkel was een smal pad vrij gelaten. Hij opende de portier naar de achterbank. Het kon maar driekwart open. Hij schoof een doos van de achterbank af en gaf deze aan haar.

‘Het is zwaar’, waarschuwde hij. 

Zonder een spier te vertrekken, liep ze met de doos in haar armen de winkel binnen en plaatste deze naast de deur. Weer terug buiten, zag ze Marleen aan komen. Ze nam de volgende doos mee naar binnen en kwam de man bij de deur tegemoet, die haar de volgende doos overhandigde.

‘Lukt het?’, vroeg Marleen. Ze zette de tas met boodschappen op het bureau. ‘Moet jij niet helpen?’, vroeg ze toen aan Haaye.

‘Je had deze opdracht toch gedelegeerd?’, was zijn wedervraag.

De man had de kofferbak van zijn auto geopend en Jasmijn pakte er een doos uit. Ze zag dat er ook nog plastic tassen met boeken tussen de dozen gepropt waren en zelfs boeken die los lagen. Er was nog heel wat heen en weer gesjouw nodig en er liepen nu al straaltjes zweet over haar rug.

Marleen en de man schoven opzij toen zij voorbij kwam en bleven voor de auto staan praten. Binnen zette ze de doos op de anderen en bleef een moment staan om op adem te komen.

‘Gaat het?’, vroeg Haaye, opkijkend van zijn boek.

‘Beweeg je vooral niet’, zei ze tegen hem.

‘Ik neem aan dat dit geen commentaar is maar een bevel’, zei hij terug en draaide zich een kwartslag in de fauteuil, zodat zijn rug tegen de ene armleuning kwam, en zijn benen over de andere konden bengelen.

Buiten boog Jasmijn zich voorover om de volgende doos te pakken toen ze een hoop herrie hoorde. Met de doos in haar armen keek ze om en zag een man haar richting uit rennen. Hij werd op de hielen gezeten door twee andere mannen, beiden een kop groter en een lichaam breder dan hijzelf was. Ze stapte opzij, niet wetende welke kant van de auto de mannen gingen nemen, en kwam erachter dat ze verkeerd had gegokt: de kleinere man duwde haar hard opzij en koos het smalle pad tussen auto en winkel. Ze klapte tegen de auto, stuiterde met doos en al naar de grond waar het karton open scheurde en de inhoud op straat werd gespuugd. Door deze actie was de weg voor de andere twee mannen versperd. Ze moesten om de auto heen rennen en eenmaal terug op de stoep, was de kleinere man uit het zicht verdwenen. Verder rennend naar het einde van de straat, keken ze links en rechts, zagen niemand meer, en besloten op de gok naar rechts te gaan.

Jasmijn werd door Marleen overeind geholpen. Ze hield een hand over haar mond gevouwen en voelde warm bloed tussen haar vingers sijpelen.

‘Wat was dat allemaal?’, vroeg Marleen. 

Ze probeerde te antwoorden, dat ze er geen idee van had welke tank over haar was heen gewalst, maar kreeg de woorden niet uit haar mond. Plots zag ze het hoofd van Haaye die haar hand weghaalde zodat hij haar mond met een papieren zakdoekje kon schoonmaken. Het deed zeer en met een onwillekeurige beweging trok zij haar hoofd weg. Ze hoorde Marleen tegen de man zeggen, dat hij de boeken zelf naar binnen moest brengen, zodat de auto niet langer de weg zou versperren.

‘Gaat ie?’, vroeg Haaye. Ze knikte voorzichtig. ‘Hoeveel vingers steek ik op?’ 

Marleen gaf zijn hand een klap, toen hij zijn middelvinger omhoog deed. Zowel hij als Jasmijn grinnikten. 

‘Het werkt in elk geval’, zei hij tegen Marleen. 

Ze hielpen haar de winkel in.

‘Het gaat’, mompelde ze verlaat op de vraag. 

‘Hou wel het zakdoekje tegen de lip aangedrukt’, adviseerde Haaye. ‘Zometeen doe ik er een verbandje op. Of wil je naar de SEH?’ 

Ze schudde het hoofd op deze suggestie. Binnen werd ze in de fauteuil van Haaye gedrukt en bleef daar een beetje daas zitten. Hij hurkte voor haar neer en keek naar de wond.

‘Ik ben ooit eens verpleegkundige geweest in een vorig leven’, zei hij tegen haar, ‘dus ben in elk geval bevoegd om jou een aspirine te geven.’

‘Helpt dat tegen de pijn?’, vroeg ze. 

Hij moest er moeite voor doen haar woorden te begrijpen.

‘Laten we hopen. Neem er anders twee.’

‘Ben je verpleegkundige geweest om dit soort advies te kunnen geven?’, vroeg ze hem.

‘Ik versta je nauwelijks’, zei hij, ‘maar als ik vermoed dat wat jij heb gezegd en wat ik heb gehoord hetzelfde is, geef ik er geen antwoord op.’ Hij haalde het zakdoekje weg. ‘Het ergste bloeden is gestopt. Er zit een snee links boven de bovenlip. Effies zien of tie goed heelt zonder hechtingen, anders moet je toch naar de eerste hulp, Jas.’ 

Hij zocht in de verbanddoos naar een gaasje, vond deze niet en nam toen een brede pleister. Nauwkeurig plakte hij deze over de wond heen.

‘Hee, sterkte nog’, groette de man van de boeken haar, en stak zijn hand op.

‘Moet ze niet naar het ziekenhuis?’, vroeg Marleen aan Haaye. 

Ze boog zich om Jasmijn in de ogen te kunnen kijken, checken of ze nog helder was.

‘Nah, niet nodig volgens mij.’ Hij drukte de plakranden wat steviger aan. ‘Dit moet helpen. Het kan wel zeer doen als je de pleister eraf haalt. Je zult misschien een stuk van je snor meetrekken, maar verder is er niets aan de hand.’ 

Marleen schoot in de lach. 

‘Wil je wat drinken?’, vroeg ze toen. ‘Oh ja, ik heb boterkoek meegenomen.’

‘Ze kan haar mond nauwelijks openen’, merkte Haaye op, ‘dus hoe denk je dat ze kan eten of drinken?’

‘Met veel moeite.’

‘Of met een rietje.’

‘Wil je de boterkoek met een rietje opzuigen?’, vroeg Marleen haar.

Jasmijn ging overeind zitten en voelde aan de pleister op haar bovenlip. Het enige wat ze op dat moment hoopte, is dat ze niet zo getikt zou worden als die twee tegenover haar.