Informatie
De afgelopen maanden hebben liefhebbers van mijn vertelsels gevraagd waarom ik geen boeken meer uitbreng. Da's heel eenvoudig: dat gedoe van reclame maken, de pers aanschrijven en al het verdere gelazer dat met publicaties gepaard gaat, werd mij te veel. Ik ben een schrijfster die wil schrijven en niet iemand van wie verwacht wordt dat ze er allerlei andere dingen omheen gaat doen. Dat vreet namelijk aan mijn schrijftijd.
Om de lezende mens tegemoet te komen, heb ik besloten om mijn (kortere) verhalen in feuilletonvorm elke donderdag op deze site te zetten, te beginnen met éen van mijn recentste novellen. Op deze manier kun je ze toch lezen en kan ik verder gaan met wat ik het liefst doe, namelijk schrijven.
juni 2025
Levendig begraven
1.
Zittend op de rand van het bed met haar schoenen aan, de veters los als kronkelende slingers op het vloerkleed, liet Viv een diepe zucht ontsnappen.
Celi stond bij het raam, de armen over elkaar gevouwen, starend naar de andere kant van de straat zonder de huizen op te merken. Hun ruggen waren naar elkaar toegekeerd.
‘En nu?’, vroeg Celi.
Viv trok de schouders op.
‘De zaak valt niet meer te redden’, zei ze. ‘Heel de zooi moet verkocht worden. Misschien dat we er wat aan over houden.’
‘Wat als je nou eerst met de inventaris begint voordat je de rest verkoopt. Het zou kunnen meevallen.’
‘Welke inventaris?’ Viv’s wedervraag ging gepaard met het korte lachje waar Celi op dat precieze moment de kriebels van kreeg. ‘Alles is al verkocht, lieve schat’, vervolgde ze. ‘Het enige dat er nog staat, is het pand zelf en een paar computers. En overal zit een vette lening op.’
‘Waarom heb je me dat nou niet eerder verteld?’
De toon waarin Celi sprak was wanhopig. Viv scheen de kunst te hebben geperfectioneerd van het bijna niets meer delen met haar.
‘Denk je dat dat iets zou hebben uitgemaakt? Je zou je er alleen maar zorgen om maken en daar schiet niemand iets mee op.’
‘Denk je dat ik me nu geen zorgen maak?’, vroeg Celi en liep naar de deur. ‘Je bent niet een eiland, Viv. Je had jouw zorgen met mij kunnen delen.’
‘Juh.’
‘Er is een tijd geweest dat je dit deed. Wat is er veranderd?’
‘Is er iets veranderd dan?’
Ze keek naar Celi die zwijgend het hoofd schudde. Tijdens dit soort discussies was er altijd zoveel onnozelheid dat haar vrouw uitkraamde waarvan ze nooit wist of dit gespeeld was of dat het louter haar zonnige maar verdraaide wereldbeeld weergaf.
‘Ik dacht dat ik het ging redden’, ging Viv verder, een rationeel antwoord gevonden hebbend. ‘Maar met het terugbetalen van de NOW-regeling en die laatste klant die zijn order terugtrok, ging alles de mist in.’
‘En nu?’, vroeg Celi nogmaals.
‘Ja... Goede vraag.’
‘Een vraag waarop ik antwoord wil krijgen.’
Leunend tegen de deurpost keek ze lang naar haar vrouw. Viv hield haar blik op haar schoenen gericht, zichzelf afvragend of het de moeite was om hen dicht te knopen. Ze wilde naar buiten, de frisse lucht in, een ommetje maken op het strand en de zeewind proeven. Een wandeling op het strand maakte alles beter. De vraag was of ze de betonnen platen naar de andere strandopgang zou aflopen en via een rondje door het dorp terug huiswaarts zou gaan, of langs de waterlijn ging slenteren om in het zand neer te ploffen en naar de sterren gaan kijken.
‘Ga je jezelf failliet verklaren?’
Celi’s vraag bracht Viv terug naar de slaapkamer.
‘Waarschijnlijk. Maar als dat gebeurt, moeten de boeken open en dan ziet “men”’, zei ze met een wrang lachje, aanhalingstekens met haar vingers makend, ‘dat er hier en daar iets niet helemaal in de haak is, om het netjes te zeggen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘In belastingkringen wordt het geloof ik een beetje als fraude omschreven.’
‘Er is gefraudeerd? Door wie?’
‘Ik zei de gek.’
‘Jezus, Viv, waar ben je in godsnaam mee bezig geweest. Ben je nou werkelijk helemaal van de pot gerukt? Laten we nou eerlijk zijn: je hebt helemaal niet het soort kapitaal om te frauderen. Dat doen die… die miljoenen bedrijven, geld heen en weer schuiven.’
‘Fraude, geld heen en weer schuiven: allemaal mooie woorden voor hetzelfde gedrag. Het gekke is dat ik dacht alles onder controle te hebben, maar, hah, een mens kan zich vergissen.’
Ze knoopte haar schoenen dicht en stond op. Het strand had het gewonnen.
‘Dus als de politie aan de deur staat: ik ben er niet’, zei ze.
‘Wat een...’ Celi zweeg. Het had geen zin om Viv voor rotte vis uit te maken als er een weg uit deze gierput gevonden moest worden.
De voordeurbel tringggde. Beiden keken elkaar aan. Celi’s ogen gingen van Viv naar de klok. Tien over half tien. Wie stond er nog zo laat onaangekondigd aan de deur?
‘Ik ga wel’, mompelde ze en liep door de woonkamer naar de voordeur. Aan de andere kant het rookglas zag ze twee figuren afgetekend. Als ze de éen of andere god kwamen brengen op dit goddeloze uur van de avond, zou ze hen naar hun heiligdom schoppen. Ze was daar plots voor in de stemming.
‘Goedenavond’, zei de politieman. ‘Bent u mevrouw Celi Park?’
Ze knikte waarop hij zichzelf en zijn collega voorstelde voordat hij vroeg:
‘Mogen wij binnen komen?’
‘Uhm, natuurlijk.’
Ze opende de deur verder en liet hen voorgaan. De politieagente veegde haar voeten tweemaal terwijl ze Celi lang aankeek.
‘Waar gaat het over?’, vroeg ze, hen naar binnen volgend waar ze in de woonkamer bleven staan. ‘Gaat u zitten, alstublieft.’
Die blauwe pakken met alle toeters en bellen bengelend aan de riemen waren staand luidruchtiger dan zittend. Ze namen op de bank plaats. Celi schoof een voetenbank iets naar achteren en plofte erop neer. Plots voelde ze de puf uit haar lichaam verdwijnen.
Langs de politielui heen zag ze in de gang Viv’s schaduw geweerkaatst op de deur van het toilet.
‘Er is helaas een ongeluk gebeurd en wij zijn bang dat uw vrouw daarbij betrokken was’, zei de man.
‘Wat?’ Ze lachte vol ongeloof.
‘Rijdt uw vrouw een...’ hij keek op zijn bloknootje, het hoofd iets naar achteren getrokken om zijn eigen handschrift te kunnen ontcijferen ‘...Audi A4?’
‘Limousine. A4 Limousine’, vulde de agente aan.
‘Audi A4 Limousine?’, herhaalde de agent. Celi knikte. ‘Deze Audi is bij een ongeluk betrokken geweest en volledig uitgebrand.’
‘Pardon?’
Met een verwarde blik keek ze hem aan. Er ging vanalles door haar hoofd. Uiteindelijk kwam ze tot de vraag:
‘Weet u zeker dat het de auto van mijn vrouw is? Er rijden veel Audis rond.’
‘Het kenteken is...’ weer dat hoofd naar achteren... ‘VIVINU.’
Hij sprak het uit als Vivinu.
‘VIV 1 NU’, verbeterde zijn collega hem, haar blik op Celi gericht.
‘VIV 1 NU’, herhaalde hij.
‘Dat is inderdaad...’
Ze stopte. Viv had vooraan gestaan in de rij voor persoonlijke kentekenplaten. Alsof dat het belangrijkste in het leven is als jouw bedrijf op springen staat. Ze maakte een gebaar in de richting van de gang om de agenten erop te wijzen dat de eigenaresse van Vivinu springlevend was en louter begraven onder schulden en frauduleuze praktijken, maar haperde. Er was iets… Ze was benieuwd wat er aan de hand was en veranderde het wijzen in een wijdse armbeweging om de vingers door haar haar te kunnen strijken.
Ze moest zich concentreren toen de de agent haar van het ongeluk vertelde: hoe het, vermoedelijk na een tikje van een andere auto, tegen de vangrail was gebotst en vandaaruit doorstuiterde naar het benzinestation waar het een pomp molesteerde. Door het schrapende metaal vatte de benzine vlam met als gevolg dat de auto helemaal uitbrandde en een paar andere autos alsook het benzinestation zelf in deze vlammenzee meenam.
‘De brandweer is nog steeds aan het blussen’, eindigde hij, achterwege latend dat de ondergrondse tank nog maar net gespaard was gebleven. Zou de brandweer een minuut later gearriveerd zijn dan was de puinhoop groter geweest dan het nu al was.
‘Omdat een andere weggebruiker het kentekenplaat van de Audi opviel’, nam de agente het gesprek over, ‘konden wij snel contact met u opnemen.’
‘Ja.’ Haar stem klonk hees. ‘Ja, ik begrijp het.’
‘Kunnen wij misschien iets voor u doen?’, vroeg de agente, een blik wisselend met haar collega.
Celi schudde het hoofd en stond op. Het duizelde haar. Er was veel dat zij niet begreep en het korte bezoek van deze mensen in blauw had haar verwarring alleen maar groter gemaakt. De agenten volgden haar naar de deur.
‘Dank u’, zei ze toen ze hen uitliet.
De agente gaf haar een kaartje en krabbelde daar haar eigen naam op.
‘Voor als u contact met ons wilt opnemen’, zei ze, het kaartje in Celi’s handen stoppend. ‘We komen weer langs zodra we meer weten.’
Celi knikte en sloot de deur achter hen. Ze bleef er tegenaan geleund staan totdat ze de benedendeur in het slot hoorde vallen en ging terug naar de woonkamer.
‘Misschien dat enige uitleg het een en ander voor mij kan ophelderen’, merkte ze op.
Viv leunde in de gang tegen de wand.
‘Zoals?’
‘Zoals: waar gaat dit in hemelsnaam over? Jij bent met auto en al verbrand en hebt een pompstation in de hens gezet. Help mijn hersens en zeg hoe je dit voor elkaar hebt gekregen. Daarna kun je me in een gesticht stoppen.’
‘Hoe kan ik iets gedaan hebben als ik thuis was?’, vroeg Viv.
Ze liep terug de slaapkamer in en trok haar schoenen uit. Dooien lopen niet over straat en ook niet op het strand. Zelfs Vikingen kregen dat niet voor elkaar.
‘Waar was je vanmorgen vroeg dan?’
‘In de zaak.’ Verdere uitleg scheen Viv niet nodig te vinden.
‘Moet ik nou werkelijk elk woord eruit trekken?’, vroeg Celi met de zoveelste diepe zucht van die avond.
Ze keek naar Viv en vroeg zich af waar de vrouw gebleven was die ze zeventien jaar geleden was getrouwd. Het leven was zo vrolijk toen: rennend over het strand, zittend op de bunkers de zon zien ondergaan en pas terug naar huis als de nasmeulende rode band vlak boven de horizon compleet was verdwenen. Tegenwoordig was het alsof ze nooit meer iets samen deden, alsof dit deel van hun relatie met het doven van de zon in de zee was uitgegaan. De verveling, het mondaine, het niet meer de moeite waard vinden om uit bed te stappen om iets leuks te gaan doen, was in hun samenzijn geslopen. Met tergend langzame stapjes was het ongemerkt dichterbij gekomen en was de spontaniteit, die hun huwelijk zo aantrekkelijk maakte, aan het opslorpen. Natuurlijk begreep ze dat dit vooral kwam omdat Viv zich een breuk werkte om haar bedrijf staande te houden. Nu bleek dat de vele uren die zij daar dag en nacht had doorgebracht tevergeefs waren geweest.
Viv wierp haar schoenen in de richting van het rek. Eentje belandde op de zij, de ander schuin tegen het metaal aan waar het langzaam vanaf gleed. Steunend, haar handen achter zich op het dekbed, keek ze naar Celi.
‘Vanmorgen ben ik naar de zaak gereden om wat papieren op te halen. Toen ik...’
‘Wat voor papieren?’, onderbrak Celi haar.
‘...weg... da’s niet belangrijk. Toen ik wegging, zag ik een vrouw om de auto heenlopen. We raakten aan de praat en zij zei dat ze altijd zo’n kar had willen hebben. Een goede manier om een centje te verdienen, dacht ik zo, en vroeg haar wat ze er voor over had. Uiteindelijk kwamen we op een prijs van 8.500 uit.’
‘8.000 maar?’
‘Plus 500. Beter dan niks. Als ik failliet verklaard word, is dat ding nog minder waard -als ik er al wat voor krijg. Maar, waar was ik... Ze wilde eerst een rondje rijden om te voelen hoe het was. Ik ben ook niet van gisteren en zei haar dat ze de helft van het aankoopbedrag moest betalen voordat ze ook maar een voet in m’n auto kon zetten. Dat had ze niet. Wat ze wel had, was haar paspoort.’ Ze boog zich voorover om haar jasje van de kruk te trekken, haalde het paspoort uit de zak en overhandigde deze. ‘Beter dan niks. Oh ja, en dit.’
‘Sleutels?’, vroeg Celi verbaasd bij het zien van het tinkelende bosje dat aan Viv’s wijsvinger hing.
‘Huissleutels.’
‘Wie geeft er nou huissleutels als onderpand?’
‘Iemand die genoeg van het leven heeft en de auto van een ander gebruikt als zelfmoordwapen.’
‘Denk je dat werkelijk?’, vroeg Celi geshockeerd.
‘Als je alles bij elkaar optelt: ja.’
‘Oh? Dat was niet in mijn hoofd opgekomen. Zag ze er uit alsof ze zichzelf iets wilde aandoen?’
‘Geen idee. Hoe ziet iemand eruit die genoeg van het leven heeft...’ Ze trok de schouders op en dacht na.
‘Wat denk je...’, begon Celi maar stopte toen Viv een hand ophield. Ze zag aan de blik van haar vrouw dat deze in diepe gedachten was verzonken, zweeg en verdween uit de kamer.
In de keuken zette ze de ketel op voor een bak thee. Terwijl het water zacht borrelend aan de kook kwam, legde ze het paspoort en de sleutels op tafel en staarde naar buiten.